Sterretjesgras - Roodsterretjes
Rhodohypoxis behoort tot de familie van de Hypoxodaceae, en is inheems in Zuid Afrika, meer bepaald Natal, Lesotho en de Drakensbergen.
Ze groeien er op venige grond, vaak op rotsen waar water sijpelt, op een hoogte van 1500 tot 3000m. Het zijn niet echt knolletjes, maar eerder kleine wortelstokken.
Ze doen het uitstekend in potten, op een zeer zonnige plaats, s'winters droog houden en beschermen tegen strenge vorst. In het voorjaar terug starten met water geven tot na de bloei. Op een zeer goed gedraineerde plaats kunnen ze zelfs buiten in de tuin overwinteren, eventueel afgedekt met een stukje glas. Maar een plaats die vochtig is in de zomer!
Na enkele jaren bekomt u een volle pot knolletjes, met overvloedige bloei gedurende gans de zomer.
Rhodohypoxis heeft een heel lange bloeiperiode, van april tot september. In de winter verdwijnen de grasachtige bladeren, ze worden in deze periode best verpot en eventueel gescheurd.
De kleuren variƫren van wit naar roze, tot tinten van dieprood.
R. milloides is een donker rode soort met glanzende bladeren, en de soort die best wintervocht verdraagt.
Hypoxis parvula, is een witbloemige soort die heel dicht aanleunt bij Rhodohypoxis, maar heeft bredere bladeren en de meeldragen zijn zichtbaar. (bij Rhdohypoxis niet)
Uiteindelijk is er een natuurlijke kruising ontstaan uit beide, die men 'x Rhodoxis' noemt. Het betreft uitzonderlijk lang bloeiende soorten! De bekenste, tot nu toe, zijn : x Rhodoxis 'Hebron Farm Cerise' x Rhodoxis hybride 'Hebron Farm Pink' x Rhodoxis hybride 'Hebron Farm Red Eye'
Kweek Rhodohypoxis in een roodstenen pot met een licht zure grond (azaleagrond) op een zonnig plekje. Van april tot september regelmatig water geven en ook wat bijmesten met mest voor bloeiende planten.
Eind september stoppen met water geven. De plant droog zetten tot het blad is verdord en op een vorstvrije plaats in aarde laten overwinteren. Heel de winter geen water geven.
Eind februari/begin maart de pot ledigen en bolletjes eruit zoeken. Jonge bolletjes voorzichtig afscheuren en in verse aarde opnieuw oppotten.
Op een lichte plaats opkweken en half april/begin mei weer naar buiten. Oppassen voor nachtvorst.